1
dec

​Apneusector komt in ademnood

Geschreven door BONDGENOOT ZZ
In de eerste jaarhelft van 2015 kregen de Belgische ziekenhuizen 15 procent meer patiënten met apneu te behandelen met een beademingsapparaat (CPAP). Die aangroei ging evenwel niet gepaard met een navenante toename van inkomsten. Voor het eerst moesten ziekenhuizen het met beduidend minder middelen (- 11%) redden.

De cijfers komen niet onverwacht. In 2008 werd de tegemoetkoming voor CPAP al met een kwart teruggeschroefd, maar omdat het aantal patiënten sindsdien meer dan verdubbeld is, betaalde de verzekering elk jaar toch meer uit aan ziekenhuizen. Vorig jaar liep dat op tot 61 miljoen euro. Dus besloot de ziekteverzekering tot een herziening. In afwachting werd de tegemoetkoming een tweede keer met 25 procent verlaagd.

Dat effect wordt dit jaar voor het eerst duidelijk voelbaar. Tot november 2016 zal 26 miljoen euro bespaard worden. In tegenstelling tot de voorbije jaren worden die besparingen dit jaar niet langer 'goedgemaakt' door de verdere toename aan apneupatiënten, zelfs al bedroeg die in de eerste helft van 2015 meer dan 15 procent.

Tot dusver hebben de ziekenhuizen de besparingen intern opgevangen, zegt Johan Verbraecken (UZA). 'Als de enveloppe kleiner is, moeten we zoeken waar marge is. Dat kan: we kunnen goedkopere toestellen kopen, aan de omkadering plukken, alternatieve behandelingen optimaliseren. Maar het aantal patiënten zal blijven stijgen en uiteindelijk komt de kwaliteit van de zorg in gevaar. Het wordt voor ziekenhuizen ook minder interessant om te investeren in slaaponderzoek'.

'De toename van apneu heeft twee grote oorzaken', zegt Fré Bauters (UGent). 'Onze bevolking wordt zwaarder en die toename van obesitas gaat vaak samen met apneu. En we zijn nog steeds bezig met een inhaalmanoeuvre: omdat de aandoening steeds bekender wordt en we beter screenen, groeit het aantal patiënten aan'.
Toch weten veel mensen niet dat ze apneu hebben: volgens de Artsenkrant zouden in België tot 600 000 mensen een CPAP-masker moeten dragen. Nu zijn dat er ongeveer 80 000.

Bron : De Standaard  - 01-12-2015