Psychische problemen zijn goed voor meer dan een derde van het totale aantal ziektedagen in het onderwijs. Dat percentage ligt veel hoger dan bij andere functies in overheidsdienst.
Met een combinatie van groot professioneel engagement, geïsoleerd werk in de klas, flexibele en vaak lange (naschoolse) werkuren en een gevoel van onderwaardering vormt het onderwijs dan ook een risicocategorie bij uitstek.
Die onderwaardering is meer dan een gevoel. Behalve het hoge psychische ziekteverzuim wijst ook de blijvende uitstroom van jonge werkkrachten uit het onderwijs op een probleem van personeelsmanagement. Dat heeft vast te maken met de gebrekkige interne organisatie van scholen en netten, maar ook de overheid draagt hierin een grote verantwoordelijkheid. Ook nu weer stoten alle vrome politieke beloftes om het beroep aantrekkelijker te maken op de keuze voor blijkbaar andere en dringendere budgettaire prioriteiten. Nog altijd blijkt het onmogelijk om jonge, geëngageerde beginnende leerkrachten enige zekerheid over hun werkplek te bezorgen. Pogingen om het beroep te verruimen met ervaren instromers met een andere beroepsachtergrond dreigen ook alweer te stranden.
Daarbij komt dat de maatschappelijke druk op de leerkracht nog toeneemt. Waar gezin en samenleving soms tekortschieten, wordt de school makkelijk als sociale brandweer te hulp geroepen. Dat is veel gevraagd in een etnisch, sociaal en ook mentaal superdiverse omgeving waar de boel bij elkaar houden vaak nog het hoogst haalbare is.
De malaise bij het personeel is dan ook een waarschuwing voor een dieper liggend probleem van ons onderwijs.
Bron : De Morgen – 10-12-2015
10
dec