Ons land is een absolute koploper wat het gebruik van spoeddiensten betreft, zo stelt het KCE vast. Er zijn 139 spoeddiensten (van 102 ziekenhuizen), dat is 1,24 spoeddiensten per 100.000 inwoners – geen enkel ander land doet ons dit na. In 2012 vonden er in België 3,2 miljoen spoedcontacten plaats. Dat is hoger dan in onze buurlanden.
Dat zorgt voor een hoge bereikbaarheid, maar ook voor een sterke fragmentering van de middelen. In de helft van de spoeddiensten zijn er minder dan 55 contacten per etmaal, met nog geen zes contacten gedurende de nacht. Het kost de gezondheidszorg veel geld om deze spoeddiensten open te houden.
Bovendien stelt het KCE vast dat bijna 71% van de patiënten op eigen houtje naar de spoed komen, zonder een doorverwijzing. Heel wat van deze ‘spoedcontacten’ zouden even goed kunnen afgehandeld worden door de huisarts.
Sinds 2003 proberen huisartsen hun wachtdienst beter te organiseren door het oprichten van wachtposten. Daar heeft de overheid ook in geïnvesteerd. Het KCE stelt voor deze wachtposten beter te integreren in het aanbod voor ongeplande acute zorg.
Het KCE stelt daarom voor om:
- het aantal spoeddiensten geleidelijk te beperken.
- de huisartsenwachtposten in te richten naast de spoed – op dezelfde campus – en deze doorlopend te bemannen. De triage in deze ‘centra voor ongeplande zorg’ zou gebeuren door gespecialiseerd personeel onder toezicht van een arts.
De huisartsenwachtpost blijft wel autonoom – de huisartsen coördineren de triagedienst.
- de financiering van de spoed te herbekijken. De manier van honoreren van de spoedarts én de huisarts met wachtdienst moet meer oog hebben voor de beschikbaarheid.
- het remgeld voor de huisartspermanentie en de spoed gelijk te maken.
Bron: Artsenkrant 1 April 2016
1
apr