16
jul

Zieke die baan weigert, verliest deel uitkering

Geschreven door BONDGENOOT ZZ
Zo'n 321 000 Belgen zitten al langer dan een jaar thuis wegens ziekte. Ongeveer 1 op 10 is nog part-time aan het werk. De federale regering wil dat het er veel meer worden. Het doel is om al enkele weken nadat iemand ziek is geworden na te gaan hoe die persoon opnieuw aan het werk kan, bijvoorbeeld door hem in het bedrijf een andere functie te geven, parttime te laten werken of door hem naar een andere job te begeleiden.

In het regeerakkoord nam de ploeg Michel zich voor om uit te zoeken hoe ze zieke werknemers of zelfstandigen kan aanmoedigen om op zoek te gaan naar werk. Uit de wetteksten die minister van Sociale Zaken Maggie De Block heeft opgesteld blijkt nu dat de regering nog een stap verder gaat. Zieke werknemers die volgens een arts nog kunnen werken maar die dat weigeren, verliezen 10 procent van hun uitkering.

Of een zieke werknemer of zelfstandige nog in staat is om te werken moet de adviserende arts van het ziekenfonds uitzoeken. Hij gaat ten laatste twee maanden na het begin van de arbeidsongeschiktheid na of een zieke opnieuw aan de slag kan in een aangepaste functie. Nu wordt enkel nagegaan of een werknemer zijn eigen baan nog kan uitoefenen.

Als de geneesheer van het ziekenfonds oordeelt dat een zieke nog kan werken, wordt een re-integratieplan opgesteld. De arts neemt dan contact op met de arbeidsgeneesheer van de onderneming. Zo moet duidelijk worden of de werknemer in hetzelfde bedrijf een aangepaste functie kan vervullen.

Wie niet meewerkt of een baan weigert, krijgt een straf en verliest 10 procent van de uitkering.  Tijdens de eerste maand van de ziekte ontvangt een afwezige werknemer het door de werkgever uitbetaalde gewaarborgd loon. Nadien valt de zieke terug op een ziekte-uitkering, die het ziekenfonds uitbetaalt. Die bedraagt 60 procent van het brutoloon. Dat bedrag is evenwel begrensd en kan na verloop van tijd verder dalen.

De regering rekent zo op een besparing van 74 miljoen euro in 2016 en op 155 miljoen euro vanaf 2018.

Bron : De Tijd – 16-07-2015