Creme de la creme
Dat kon ze en dat was ze.
Mijn grootmoeder
Mijn Creme de la creme.
Als ze had geleefd in de tijden van ‘cupcake wars’ en ‘Bake off’, dan had ze menig prijzen op haar palmares staan. Ze was het echt. Zo’n vrouw die taarten bakte, soezen maakte, vlaaien versierde zoals niemand anders het kon. Met een familie van meer dan 32 had ze altijd wel wàt te doen, te bakken, te maken. Want het was familietraditie dat ieder familielid op zijn of haar verjaardag een lekkerheid mocht kiezen die zij dan zou klaarmaken. En niemand, maar dan ook niemand die deze kelk van lekkers aan hem of haar mond liet passeren. Tel daar dan nog eens alle familiefeesten en andere feestelijke aangelegenheden bij en je had een kalender rond met Best Bakery.
Zo ook met Kerst. En dan wel te verstaan de legendarische ‘Kerststronk’. Nu ben ik helemaal geen Kerststronk eter. Meestal zijn die dingen te klef, te zwaar, te zoet, te te. Het enige wat ik van andere Kerststronken kon waarderen was het suikeren (later het plastieken) kindje Jezus. Dat hij werd geboren in een bakje stro ergens in een stal allemaal goed en wel, zolang hij maar op mijn stronk lag te blinken was het allemaal goed.
Mijn grootmoeder had geen kindjes Jezuskes voor op de stronk (raar eigenlijk want ze was erg gelovig) maar dat woog niet op tegen de stronk zelf. Gemaakt van ‘boudoirekes’ (vingerkoekskes) gedrengd in koffie en met de meest heerlijke lichte crème ertussen. Onnamaakbaar, zo bleek ook achter haar dood. Zovele van de familie hebben het geprobeerd, sommige kwamen verdoemelijk dicht bij, maar niemand haalde haar niveau. Met haar vroege dood stierven ook duizend taarten en gebak.
Maar ik zie me nog altijd zitten aan de grote lange tafel. Wat te veel licht door de 3 beige gele lampen die er boven hingen, een bruin beige dik tafelkleed met donker bruine franjes en de geur van eten dat uit het smalle lange keukentje kwam. Daar zaten we dan. Koekjes doppen in koffie. Op kerstavond. Vroege avond. Want in de late avond gingen we naar de nachtmis. En de stronk was voor nà de mis (eerst een warme sint jakobsschelp wel te verstaan).
De mis moest ik er dus bijnemen al had ik die liever als kind overgeslagen. Ik verveelde me er altijd zo. Want ofwel zat ik met mijn grootouders gewoon beneden in de kerk op ongemakkelijke stoelen, het koud te hebben. Ofwel mocht ik met mijn moeder mee naar ’t hoogzaal’ boven. Mee gaan zingen met het koor. Dat laatste vond ik het leukst, totdat ik een keer over enthousiast midden in een lied luidkeels ‘aaaaaaamen’ zong terwijl we nog làng niet klaar waren.
Dus dan toch maar weer beneden in de kerk. Het was tijd doorkomen met twee hoogtepunten. De hostie (= lekker) en de ‘schaal’ voor geld ( = juih de mis is bijna gedaan!) Bij die twee hoogtepunten kwam er ook wat beweging in die hele handel. Want dat stil zitten en stil zijn vond ik altijd zoiets magisch vreemd.
Zoals het mij dan ook betaamde verzon ik allerlei verhaaltjes bij de beelden en de mensen die ik zag. Je wil niet weten wat ik Jezus of zijn apostelen allemaal niet heb laten zeggen en doen! Natuurlijk, het waren gedachten in alle stilte want het was nog de tijd en de plaats waar zelfs een kuch of je neus snuiten nog werd gezien als een zonde. Als dan ook nog es de priester er het zwijgen toe deed om te bidden dan kreeg ik altijd waanvoorstellingen van plots heel hard te gaan roepen, of zelfs gewoon wat luidop zeggen zou al erg straf zijn geweest. Ik droomde er van om op de rode loper, die door het gangpad lag, te stappen, zomaar, ineens, zonder reden. Gewoon naar voor stappen. Ik zag de gezichten al voor me, hoe iedereen zou kijken en zich zou afvragen wat ik in ‘godsnaam’ daar kwam doen. Oh ,Gewoon, even rondwandelen.
Dat kon natuurlijk niet. Het kon wel, maar het mocht niet. Dat het kon was juist de hele uitdaging. Je kon iets luid zeggen, je kon naar het altaar stappen. Wat hield me tegen? Wat hield iedereen tegen?
Ik vond het altijd indrukwekkend dat iedereen op hetzelfde moment daar zo stil zat. Nu ik ouder ben vraag ik me af hoeveel kinderen, mensen misschien wel niet nét hetzelfde hebben gedacht. Wat als....? Wat als ik nu luid iets roep? Wat als ik zachtjes of juist heel hard het gangpad door ren?
Ik hoop dat ik in ieder geval niet de enige was. Al vind ik het nog steeds jammer dat ik nooit een verhaal heb gehoord van iemand die het daadwerkelijk ooit heeft gedaan. Het zou ergens wel een geruststelling zijn geweest als ik ooit had gehoord “zeg, diene kleine van de Sjarel is gisteren zomaar naar het altaar gewandeld, midden in het gebed”
Maar iedereen is blijven zitten. En ik begrijp nu beter dan toen dat het voor mijn grootmoeder erg belangrijk was dat ik mee was, dat ik meeging en mee stil zat. Voor haar was haar geloof een houvast in een wereld die wel heel snel ging. En of je nu gelooft in God, zoals zij, of in glimmende vliegende draken, zoals ik; het maakt niet uit, zolang je maar gelooft. Zolang je, in welk geval dan ook, maar sereen blijft en oprecht is en blijft een geloof in wat dan ook mooi. Het geeft hoop en hoop doet sowieso leven.
Mijn hoop was de Kerststronk.
En of hij deed leven. Ik proef het nog steeds als ik er aan denk. Ik voel de koude voeten van in de kerk en de vermoeidheid van het late uur. Maar smaken deed het.
En als ik dan na de feestdagen weer naar huis ging gaf ze me nog een potje mee, met kerststronken crème . “voor op de boterham.” fluisterde ze me dan toe. En zo bleef het voor mij kerst tot aan oudjaar. Kwestie van er één lang feest van te maken.
Nu het weer bijna Kerst is mis ik haar meer dan ooit. Mijn grootmoeder, mijn ‘Moeke’. Nee ik ga niet meer naar de kerk. Dat stil zitten en vooral dat stil zijn, vergeef me Moeke, dat is niets voor mij. Ik hou te veel van het woord.
Ook bidden doe ik niet echt. Maar ik spreek met jou, nog oh zo vaak. Als ik je nodig heb, als ik niet weet wat ik moet doen. Of als andere je nodig hebben. En vergeef me Moeke dat ik niet weet waarin ik geloof, ik niet weet welke God de mijne is. Maar weet dat ik me altijd, ook voorbij de dood, tot jou richt, in jou geloof. Je was en bent dan ook altijd Goddelijk geweest, alvast voor mij. En beloof me alsjeblief één ding. Als ik later bij je kom, geen rijstpap, geen gouden lepeltjes maar
Kerststronk Moeke, Kerststronk. :-)
Sofi@
9
dec
Reacties
Login of registreer u om te reageren op dit artikel.