Woordenboek
Zoek op naam of op alfabet:
- Osteoporose
- een ziekte gekenmerkt door een lage botmassa en een verzwakking van de beenderen die tot broze botten leidt (de ontkalking) en dus gepaard gaat met een verhoogd risico op breuken, vooral heupbreuken. Ontkalking na de menopauze is te wijten aan het wegvallen van de oestrogenen, de vrouwelijke geslachtshormonen die de botafbraak remmen. De belangrijkste gevolgen zijn polsfracturen en wervelinzakkingen (dit geeft rugpijn en kan leiden tot een bochel zodat men lijkt te krimpen). Naarmate een man ouder wordt, zal ook hij aan botmassa verliezen, dit is de ouderdomsosteoporose. Dit kan bij beide geslachten leiden tot de gevreesde heupfracturen. Osteoporose kan opgespoord worden met een ‘botdensitometrie’ (zie aldaar). Preventief zijn melk- en zuivelproducten dé calciumaanbrengers bij uitstek, alsook vitamine (o.a. via de voe-ding en zonlicht) en lichaamsbeweging.
- Otitis
- oorontsteking.
- Otosclerose
- verkalking van de gehoorbeentjes.
- Ovarium
- de eierstok - meervoud: ovaria. De eierstokken zijn 4 tot 5 cm lang en zowat 2 cm breed en liggen aan beide zijden van de baarmoeder. In de ovaria worden de eicellen gevormd en ze produceren ook de vrouwelijke geslachtshormonen.
- Ovulatie
- de eisprong, de maandelijkse uitstoting van een eicel, zowat 15 dagen voor de menstruatie.
- Ovum
- vrouwelijke eicel.